Brabantse theatermakers maken furore op Oerol. Zwermers met ervaring van vijf uur lang

Op festival Oerol zijn elk jaar voorstellingen van Brabantse theatermakers. Dit jaar zijn dat onder meer Zwermers, Frino en Mathieu Wijdeven. En dan duikt bij de theatrale talkshow ‘De Kapitalisten’ van Het NUT plots Ralf Embrechts op, initiatiefnemer van de Quiet 500 in Tilburg, om te praten over armoede en eerlijke verdeling. Een impressie.

Je zou maar over zo’n lange, prachtige zonovergoten catwalk beschikken. Tijdens Oerol op Terschelling speelt het Tilburgse performancecollectief Zwermers de vijf (!) uur durende productie ‘Catwalk Continuüm’, over kleding en identiteit, op een duinovergang in de buurt van het strand van Hoorn. Met de rug naar de zee, het publiek ziet de weidsheid wel, staan performers Inez Wolters en Paul van de Waterlaat tussen twee megalange rijen met modetassen vol kleding. Het zijn zo’n vierhonderd tassen en die rij volgt de strandovergang, vanaf de kust landinwaarts, over een lengte van zeker honderd meter.

Trek de rode lijn

De twee performers staan steeds stil bij een tas, halen er een broek, een shirt, een petje uit, kleden zich aan, kijken even met een strakke blik voor zich uit en kleden zich weer uit. Het patroon herhaalt zich steeds. Dat voortdurend omkleden begint met rode shirts, want de performers ondersteunen ‘Trek de rode lijn’, de protestmars tegen geweld op onschuldige burgers in Gaza.

Alsmaar volgen andere, verrassende outfits: broeken in allerlei vormen, shirts, jurken, truien, schoenen, sandalen, hakschoenen, laarsjes, tasjes, petjes, hoeden. Ook de haardracht verandert, sluik, een knotje, een staartje of een haarspeld. De ene keer roept dat het beeld op van jongeren die op stap gaan, straatcultuur, dan weer van volksfiguren, een welgesteld stel, bemiddelde toeristen, een religieus koppel, zonaanbidders, een paar in traditionele kledij. Natuurlijk, dat is interpretatie, noem het een vooroordeel, kleding is emotie, roept een gevoel en associaties op.

Identiteit, gender

Aan de andere kant is het handig om met kleding de eigen identiteit te benadrukken, een manier om aan te geven wie je wilt zijn, bij welke groep je je prettig voelt. In deze performance speelt Zwermers met herkenning, met identiteit, met gender, met nabijheid of juist afstand tot de ander.

Een expositie van de verscheidenheid

Inez Wolters en Paul van de Waterlaat trekken ook bad- en strandkleding aan. Een geschikt moment om de zonnebrandcrème uit een tas tevoorschijn te halen, want de zon brandt fel op Terschelling. Wanneer zij hippiekleding aantrekken, gaan ook protestborden de lucht in: ‘Make love not war’ en ‘Stop genocide in Palestina’.
Het publiek ziet een expositie van de verscheidenheid van de mens en gender is een prominent thema in deze performance. Mannelijk, vrouwelijk, alles ertussenin, genderidentiteiten lopen subtiel door elkaar heen, ook door kleding aan elkaar door te geven. Elke keer als de twee zich hebben omgekleed staan ze rechtop en staren onbewogen om zich te laten bekijken en interpreteren. De blik in het gelaat is straks, soms zachtjes glimlachend: iedereen mag er zijn.

Kortere varianten in Europa

Het publiek zit aan weerskanten van de lange catwalk in het zand en schuift af en toe enkele meters op om de performers, die steeds een metertje voorwaarts bewegen, te kunnen blijven volgen. Deze voorstelling is een XXL-versie. Eerder zijn kortere varianten op meerdere plekken in Europa gespeeld. De toeschouwer mag afhaken wanneer die wil, of halverwege de performance instappen. Op Oerol blijk dat meerdere mensen vijf uur blijven kijken. Zij zien dat aan het eind de uitdossingen iets extravaganter en uitgesprokener worden.

Kleding en identiteitsvorming

Met deze originele en ook onderhoudende performance houden de makers het publiek een spiegel voor. Hoe kijk je naar mensen, welke (voor)oordelen komen boven drijven? Tot wie voel je je aangetrokken, welke creatie roept afstand of vragen op? Bovenal wordt duidelijk hoe belangrijk kleding is voor de identiteitsvorming, terwijl dat eigenlijk betrekkelijk zou moeten zijn. Kun je het individu nog werkelijk zien als je alleen naar de buitenkant kijkt?

De performance wordt live begeleid door muzikant Walter de Belder. Zijn opzwepende, vaker nog hypnotiserende muziek sluit naadloos aan bij het karakter van de voorstelling en de sfeer die de spelers met hun kleding oproepen: rebels, zonnig of op stand. Minuut na minuut trekken nieuwe karakters op de catwalk voorbij en dan zou dat ook zomaar karikaturaal kunnen worden. Dat gebeurt nooit. De toeschouwer ziet echte mensen, mensen die een gevoel oproepen. Dat doet de performance ook, die is boeiend en verrassend. Je blijft kijken.

Een opsomming met equivalenten

In het bostheater op Oerol bij het dorpje Formerum speelt Frino, een energiek, muzikaal duo uit Eindhoven. De twee brengen Brabohop, brarap en brasons en dat zijn hun eigen omschrijvingen. In deze opsomming met equivalenten voor Brabantse rap en Brabantse chansons passen naadloos de termen ongein en slap ouwehoeren. Dat tekent de twee ook. Het brabohopcollectief is een samenwerking van Koen Frijns en Ruben den Brok. Bij de knettergekke voorstelling ‘Kuilkwark’ die op Oeral in première is gegaan, krijgen de twee hulp van Renée Pinksterboer die steevast wordt aangekondigd als de stagiaire en die goed kan zingen en performen.

Vanaf het eerste moment is duidelijk dat gekte en improvisatie wezenlijk onderdeel zijn van ‘Kuilkwark’, al liggen de volgorde van de liedjes en de onderwerpen vast. Overwegend in Brabants dialect vertellen de twee over hun reis naar Terschelling. Die ging te voet, want de NS staakte weer eens. Dat betekende dat ze het tv-kastje dat op het podium staat, met daarop de vertaling van de Brabantse teksten, honderden kilometers hebben moeten duwen, ook door het water: “Ze noemen het wadlopen, maar godverdomme wat is het hier diep.”

Absurd met een boodschap

Het is niet het eerste en niet het laatste vloekwoord dat voorbijkomt. Brabanders vloeken blijkbaar veel en dat gebruiken de twee gretig. Koen Frijns is de frontman, hij zingt en lult. Zijn maat Ruben verzorgt de muziek en lult ook. Het eerste nummer gaat over Jack, een tuinder die heult met extreemrechts. ‘De mollen komen om te mollen’ is het refrein. De lol heeft een overduidelijke ondertoon, verzet tegen opkomend fascisme keert vaker terug in ‘Kuilkwark’.

Andere nummers gaan over schaken, over een parkiet en over Helmond Sport. Dat laatste nummer is hilarisch en blijkt een meezinger: ‘Kom je liefde tekort, vul dat gat met Helmond Sport’. De gesproken teksten, ook de teksten van de songs, zijn tamelijk absurd, maar wel met een boodschap.

Vlad, een Russische spion

D.D. staat bij het brabohopcollectief voor Defensie en Dienstplicht. Die stellen ze ter discussie. “Waarom vechten voor een land dat wordt geregeerd door Geert en de fascisten. Dan nog liever de Russen.” In de context van deze voorstelling is die laatste opmerking goed te plaatsen. Koen Frijns vertelt uitgebreid over Vlad, een Rus die niet geschikt is voor het Poetin-leger en daarom in Helmond ondergronds leeft als spion. Polonaise, carnaval, Vlad wordt enthousiast over het leven in Brabant en voelt zich thuis.

Frijns springt en rent, de energie spat ervan af en hij krijgt ook het publiek in beweging. Ruben den Brok had daar eerder al voor gewaarschuwd: “We doen aan publieksparticipatie.” De toeschouwers moeten gaan staan en meespringen met fitnessoefeningen. Niemand ontkomt daaraan. De zelfspot en overdrijving werken uitstekend. Kroegpraat is opgetild naar opgewekt entertainment. Wat Frino doet is ongepolijst en rauw, melig en over de top, bovenal aanstekelijk grappig. In het plat Brabants, maar niet alleen maar plat.

Voorloper van nieuwe voorstelling

Van een andere orde is ‘M8: Helstone’ van Mathieu Wijdeven. Het is een voorloper voor zijn nieuwe voorstelling die volgend jaar op Oerol in première gaat. Wijdeven, geboren in Tilburg en opgegroeid in Sprang-Capelle, in theatermaker bij Theater Rotterdam. Hij maakte eerder een solovoorstelling over zijn betovergrootvader G.G.T. Rustwijk (1862-1914), een kunstenaar en theatermaker uit Suriname.

Ook Johannes Helstone is een bekende Surinamer. De componist en pianist, geboren in 1853 bij plantage Berg en Dal aan de Surinamerivier, was een bekende van Rustwijk. Hij was muzikaal begaafd, kreeg als kind muziekles van een Hernhutter-zendeling en ging daarna studeren aan het Conservatorium in Leipzig. De opera ‘Het pand der Goden’ is zijn meesterwerk, gemaakt in 1906. In 2024 is de muziek van deze opera nog gespeeld door het Concertgebouworkest in Amsterdam. Helstone overleed in 1927 in Paramaribo.

Op bezoek in Berg en Dal

Wijdeven is geboeid door Helstone en Suriname, het geboorteland van zijn moeder. Voor zijn onderzoek naar de componist trok hij naar Suriname, bezocht Berg en Dal en Paramaribo en sprak onder anderen met een muziekdocent van het conservatorium daar, een student viool, familie van Helstone en een journalist. Deze zoektocht is te bekijken in de installatie. In groepjes van twee stappen bezoekers een kijkkast binnen om daar een maquette van Theater Thalia in Paramaribo te ontdekken. Het theater, het podium, de stoelen, de loges zijn minuscuul nagebouwd door Pim Kraan en Peter Leeuwenburgh. In dit theater is ‘Het pand der Goden’ in een ver verleden opgevoerd, het is ook de wereld van theatermaker Mathieu Wijdeven zelf.

Nauwelijks bekend in Suriname

Op het podium staat een scherm waarop de kijker drie korte documentaires ziet van telkens enkele minuten. Met een koptelefoon is de tekst te horen, ook fragmenten uit de opera van Helstone. Het lijkt alsof de toeschouwer vanaf het achterbalkon naar de filmpjes kijkt. Dan blijkt dat de opera nauwelijks bekend is in Suriname, ook niet bij de muziekdocent en dat Suriname een heel andere muziektraditie heeft. Met de journalist praat Mathieu Wijdeven in het binnenland, bij de Surinamerivier, over natuurreligie en natuurgoden. In de opera is die traditie herkenbaar.

Na elk filmpje gaat de bezoeker even naar buiten schrijft zijn bevindingen met krijt op een bord. Die inbreng is onderdeel van Wijdevens verdere onderzoek. Het maakt nieuwsgierig naar de stappen die de theatermaker gaat zetten en hoe zich dat ontwikkelt tot een voorstelling.

Pleitbezorger van het basisinkomen

Geheel onverwacht duikt ook Ralf Embrechts op Oerol op. Hij is medeoprichter van het magazine Quiet 500 dat verhalen vertelt over armoede en hij zet zich in voor een eerlijkere verdeling van middelen. Hij is op Oeroldinsdag gast in de voorstelling ‘De Kapitalisten’ van Het NUT/Nwe Tijd. Elke dag hebben die theatermakers een andere gast in huis en maken zij op basis van voorgesprekken nieuwe monologen, sketches en liedjes.

Ralf Embrechts, in een sketch steeds bewust en hilarisch aangesproken als Ralf Inbar, sprak onder meer over het vertrouwensexperiment in Tilburg waarbij mensen met een uitkering minder regels en verplichtingen krijgen, maar juist meer en betere begeleiding. Geen achterdocht, maar vertrouwen. Hij is pleitbezorger van het basisinkomen en dat werd door een deel van het publiek op de tribune omarmd. Een hoofdrol was er voor acteur Mark Kraan, ooit werkzaam bij Het Zuidelijk Toneel in Tilburg. Hij weet op een fantastische manier komische karakters neer te zetten.

Festival Oerol van 13 tot en met 22 juni 2025 op Terschelling

Foto's Zwermers: @Nichon Glerum
Foto Frino @collectie Frino
Foto mathieu Wijdeven: @Lucas Huikeshoven